De-woorden, het-woorden.
Zoveel de-woorden.
Zoveel het-woorden.
is het, de het-woorden of het het-woordjes?
In de Nederlandse taal gebruiken wij het Nederlands.
Des te meer het gebruik, des te meer, de risico op fouten.
Het risico is gewaagd.
Bij het spreken gaat het soms door de beugel.
Bij het schrijven gaat het niet door de beugel.
Een gewaagde kans.
We zeggen dit, en bedoelen dat.
Wij zeggen “cupsen”, maar bedoelen cups.
Wij zeggen “dingens”, maar bedoelen dingen.
Die, deze.
Dit, dat.
Zoveel om te onthouden, zoveel vergeten.
De vergetelheid, onze trouwe kameraad.
Wie is het Intermediair van het taal?
Of de intermediair van de taal?
Zoveel regels, zoveel fouten,
Wat een rampage!!
Wat als de fout, intentioneel geplaatst was?